De Nederlandse Warrior Cats Fanfiction wiki
Advertisement

Plotseling drukte een gewicht hem tegen de grond. Worstelend om zich te bevrijden, zag hij dat het Korenvacht was. Gedachten raasden door zijn kop. Nog één hartslag en ik ben uitgeschakeld, dacht hij koortsachtig. Grote SterrenClan, waarom hebben ze mij ook tot hun teamleider benoemd?! Tot zijn verbazing werd het gewicht net op tijd van hem afgetrokken. Schaappoot! Korenvacht klauwde naar de leerlinge, die lenig opzij sprong. Sparrenpoot greep de staart van de DonderClanpoes vast, en samen met Schaappoot slaagde hij erin om haar tegen de grond te drukken. Korenvacht schopte gemeen met haar achterpoten en alle lucht werd uit zijn longen geperst.

Gaan we verliezen?

Inleiding[]

Hey , leuk dat je op deze pagina kijkt! Ik raad je aan om vooral verder te lezen! ;-)

Dit is het tweede deel van mijn derde reeks, en zoals je al wel gezien hebt is de titel "Onschuld". Klik hier voor de Clans.


VERGEET NIET DE QUIZ TE DOEN! Kom erachter welk personage uit deze reeks jij bent!

Wie ben jij uit Morgengloed, de eerste serie?

En wie ben jij uit serie twee, genaamd Schemering?

Veel leesplezier!!! Pootje van Morgenpoot.

PicsArt 11-04-10.28

De kat op de cover is Sintelpoot/Sintelstorm.

​Wat vooraf ging (IJzige Klauwen)[]

Schaappoot is uitgekozen voor een reis, samen met de uitverkorenen van de andere Clans: Azuurlicht ​(DonderClan), Sintelpoot (SchaduwClan) en Cederpoot ​(WindClan). Ze is van de verdrinkingsdood gered door de poesiepoes Guus​, die hen een slaapplek aanbood op de Kijkrots​. Nu staan ze alle vier, in een gezamelijke droom, oog in oog met de stichters van de Clans: ​Hemelster, Rivierster, Donderster, Schaduwster en Windster

Tijdens Schaappoots strijd tegen de bulderende rivier, (weet je nog, toen ze gered werd door Guus) krijgt de broer van Schaappoot, Sparrenpoot​, een droom over het water. Hij is ervan overtuigd dat Sintelpoot zijn zus heeft verdronken, om zijn vader, een grote vijand van de RivierClan, te wreken! Nu is hij samen met Maanvonk​ (die een oogje op Schaappoot heeft) op zoek naar sporen van de MoordClan, om de waarheid te achterhalen...

​Proloog[]

Rivier trippelde over het door sterren verlichte pad. Om hem heen zag hij de schemering invallen, als een grote kat die zijn klauwen over de hemel schraapte en een wazig, rood spoor van bloed achterliet. Voor hem waren de gestaltes van de andere katten zichtbaar: hij wist dat ze net zo gespannen moesten zijn als hijzelf. Rivier wierp een blik naar onderen en huiverde toen hij in de zwarte diepte keek. Het pad van de sterren strekte zich hoog boven de wolken uit, van de jachtvelden van de SterrenClan tot aan deze plek. ‘Rivier’, miauwde een breedgeschouderde rode kater met witte poten. ‘We zijn er bijna. Bereid je voor op de ontmoeting.’ Hij knikte de kater, die Donder heette, kort toe. Zijn hart begon te bonzen. Wanneer deze reizigers niet op de ontmoetingsplek waren, zou het woud verdoemd zijn. Braam zou opgroeien, zijn krachten leren beheersen en hij zou de Clans in zijn macht krijgen. Al die tijd had hij gehoopt dat de profetie niet uit zou komen, dat het een vage voorspelling was die een medicijnkat ooit verkeerd had geïnterpreteerd, maar het leek er nu op dat de genadeloze strijd die voorspeld was niet voorkomen kon worden.

Donder kwam behoedzaam naast hem lopen. ‘Denk je dat zij het is, Rivier?’ Hij weifelde, maar in zijn hart beleefde hij opnieuw het moment waarop hij de jonge poes had ontmoet. Toen had hij het gewoon geweten: hij had het niet gezien, maar gevoeld. ‘Ja, Donder, dat denk ik. Ik-ik vind het een schok dat een van de uitverkorenen in mijn Clan zit.’ De kater snorde zacht. ‘Je staat er niet alleen voor, Rivier. Vergeet niet dat ze ook een HemelClan-afstammeling is. Hemel zal je helpen.’ Donder gebaarde naar een lichtgrijze kater met een diepe scheur in zijn oor. ‘En ik ook’, voegde hij eraan toe. ‘Het is heus niet zo dat het opeens jouw verantwoordelijkheid is. We weten nog niet wie de andere uitverkorene is en bovendien hangt het lot van ons allemaal af van de begaafde katten. Onthoud dat.’ Alsof hij niks belangrijks had gezegd draafde hij weer naar voren om de stichters voor te gaan.

De schemering ging langzaam over in kille duisternis, en het door sterren verlichte pad was het enige wat hen licht bood. Riviers hart maakte een sprongetje toen hij de vier gestaltes verderop herkende, die zich langzaam in hun richting bewogen. Hij en de andere leiders gingen gewichtig zitten. ‘Ze zijn gekomen’, prevelde hij. ‘Ze zijn gekomen.’


​Hoofdstuk 1 []

Het was ongelooflijk en nog steeds kon Schaappoot het niet geloven. Ze stond oog in oog met de vier stichters van de Clans! Ze was nu officieel in de voetsporen getreden van Zwartstreep, Regenpoel, Eclipsvlam, Cirkelsteen en Morgenster. Ze zou later een legende worden, en haar levensverhaal zou verteld worden tegen de kittens en de leerlingen! Het was fantastisch, en plotseling leek de ellenlange tocht de moeite waard. Ze zou de Clans redden, met een nieuwe generatie! Azuurlicht, Sintelpoot, Cederpoot en natuurlijk zijzelf. Wat zouden haar ouders, Ringstaart en Dubbellicht, trots zijn. Evenals haar broer Sparrenpoot. Ze ging geschiedenis schrijven, hier en nu. Ze werd uit haar gedachten gewekt door Donderster. Schaappoot herkende hem vanwege zijn omschrijving. ‘Luister, reizigers!’ miauwde hij. ‘Kennen jullie Braamster nog?’

Er gleed een rilling door ieders ruggengraat. Braamdoorn was een jonge SchaduwClankrijger geweest, maar hij had geprobeerd om Eclipsvlam en Bladerster te vermoorden. Hij had ze opgesloten in een grot, en blokkeerde de ingang. Gelukkig vonden de twee poezen een uitgang en wisten te ontsnappen. Braamdoorn had zichzelf ondertussen tot leider van de SchaduwClan gekroond, zonder dat zijn krijgers wisten wat voor een verschrikkelijk geheim hij had: Braamster had zijn negen levens nooit gekregen, en werd gehaat door de SterrenClan! Toen waren Eclipsvlam en Bladerster teruggekeerd, en hadden ze, samen met Morgenster, Braamster verbannen. Helaas was de gestreepte, gemene kater leider van de MoordClan geworden; een beruchte zwerfkattenbende. Hij had Kleinvaren, een DonderClankat, vermoord, en bovendien Beekgloed, de medicijnkat, ontvoerd. Gelukkig was Braamster een tijd daarna gedood door IJzelklauw en Vlekoog, en sindsdien was de MoordClan niet meer gesignaleerd. Ze had al een tijdje niet meer aan Braamster gedacht, maar alle schok kwam weer naar boven toen Donderster dat zei. ‘Ja, die kennen we nog’, miauwde Sintelpoot nerveus. ‘Hij was… mijn vader.’ Opeens wist Schaappoot het weer! Schijnselmist, haar mentor, had verteld dat Sintelpoot en diens zus, Donkerpoot, de jongen waren van Braamster en zijn partner, Zwanenvlucht. Maar wat had deze familieband met hun opdracht te maken, dacht Schaappoot verward. ‘Er is een voorspelling over drie katten, het zijn twee helden en een vijand. Braamster is de vijand, dat wisten we, en we dachten dat Vlekoog en IJzelklauw de twee helden waren, omdat zij hem hebben gedood. Maar de profetie zei óók dat de drie katten speciale krachten hadden. Daarom twijfelden we of we het juist hadden, en dat is nu bewezen. Die zielige kitten daar, in de tweebeenplaats, is de herboren versie van Braamster. Hij heeft de gave om katten te manipuleren, hij kan ze aan zijn kant laten staan. Aangezien zelfs wij nog geen idee hebben wie de twee andere krijgers zijn, zal hij onverslaanbaar worden. En dus is de enige optie… om hem te vermoorden nu hij nog een kitten is.’ Schaappoot rilde toen ze eraan dacht. Een onschuldige kitten doden! Maar het moest. Azuurlicht knikte vastberaden. ‘Ja, Donderster. Maar…’, hij keek even schuldig om zich heen, ‘Korrelster is al oud en zal zich binnenkort bij de SterrenClan voegen. Wij moeten nu al onze aandacht daarop focussen.’ Schaduwster knikte. ‘Maak je geen zorgen. Dat stuk vossenstront komt uit mijn Clan, dus wij zullen hem aanpakken. Sintelpoot, geef dit door aan Bladerster… oh nee, wacht. Bladerster is overleden. Grotster is nu de leider.’ De jonge leerling snakte naar adem. ‘WAT?!’

​Hoofdstuk 2[]

​ Sparrenpoot sloop achter Maanvonk aan. De witharige krijger hield zijn oren plat tegen zijn kop, en zette zijn rug hoog op. Sparrenpoot wist wel waardoor dat kwam. Hij was één van de gevaarlijkste katten van het woud, maar hier in de tweebeenplaats was hij machteloos. Volkomen machteloos. Alles was onbekend terrein hier: donderpaden, tweebenen, tweebeennesten en natuurlijk monsters. Aangezien de vader van Maanvonk, Cirkelsteen, overleden was door een monster, snapte Sparrenpoot dat hij extra voorzichtig deed. Ze waren bij zonsopgang vertrokken, en nu was het bijna zonhoog. Nog steeds waren er geen sporen van de MoordClan, en hun missie dreigde te mislukken. We moeten wel zo’n beetje terug, dacht Sparrenpoot ongerust. Straks begint Morgenster zich ongerust te maken. Wat hadden we haar ook alweer verteld? Oh ja, we gingen jagen. Niet vergeten om wat prooi mee te nemen! ‘Kijk hier eens!’ riep Maanvonk uit. ‘Dit nest is gehuld in een vreemde geur!’ Toen Sparrenpoot eraan rook, trok hij ongerust met zijn staart. Hij rook een vleugje kraaienvoer, gepaard met wat anders. Hij wist alleen niet wat. ‘De geur is oud’, gromde Maanvonk. ‘Maar ik zal toch zweren dat dit de MoordClan is! Eindelijk, we zijn op het goede spoor!’ Er klonk een snauw. ‘Wat hebben jullie hier te zoeken? De MoordClan bestaat allang niet meer! Wisten jullie dat dan niet, muizenbreinen?’ Maanvonks ogen glinsterden. ‘Het woord “muizenbrein” wordt alleen gebruikt door Clankatten, dus ik wed dat jij ons meer kan vertellen. Woonde je vroeger in het woud?’ De kater lachte. ‘Nee nee, dat niet. Ik hoorde vroeger bij Braamster. Hij schold me nogal vaak voor Muizenbrein uit.’ Er glinsterde humor in de ogen van de kater. Nu kon Sparrenpoot hem eens beter bekijken: hij had een cypers strepenpatroon, en zijn vacht was geklit en onverzorgd. ‘Ik ben Arend’, gromde de kat. ‘En nu wil ik weten wie jullie zijn. Clankatten, neem ik aan. Aangezien jullie stinken…’ Maanvonk schoot naar voren. ‘Ik ben trots op de geur van de RivierClan!’ blies hij. Arend kneep zijn ogen geamuseerd halfdicht. ‘Het zijn altijd die jonge katten. Nooit ook maar een spoor van kalmte.’ Sparrenpoot keek gegeneerd de andere kant op. ‘Altijd vechten, altijd haast’, ging hij verder. ‘Jaja’, gromde Maanvonk, ‘we hebben álle tijd…’ Arend zuchtte. ‘Oké, ik zal het jullie vertellen. Nadat twee RivierClankatten Braamster hadden vermoord, deden katten een poging om de macht te grijpen. Dat mislukte en de Clan viel uit elkaar. Toen kreeg Zwanenvlucht haar jongen. Ik moest ze wel naar de Clans in het woud brengen, anders zouden ze sterven.’ Sparrenpoot knikte. ‘Sintelpoot en Donkerpoot. Ik zal hem, die verrader…’ Arend keek hem geschokt aan. ‘Zwanenvlucht heeft een pittig karakter, maar ze is ook heel aardig. Als haar jongen dat bloed hebben, zullen ze nooit iemand verraden.’ Maanvonk stootte Sparrenpoot aan. ‘Kom mee! We moeten nog jagen.’ Ze bedankten Arend en renden weg, terug naar de veilige dekking van het woud.

Hoofdstuk 3[]

Sintelpoot maakte een sprong. ‘Nee! Dat kan niet! Toen ik wegging was ze nog helemaal oké!’ Schaduwster zuchtte. ‘Ze is gebeten door een slang, in het moeras.’ Schaappoot likte zijn vriend over zijn oor. ‘Ze was een geweldige leider. De SterrenClan zal haar eren, geloof me.’ Ze wist hoe erg het was om een leider te verliezen, en was blij dat het haar nog nooit was overkomen. ‘Nu is het tijd om te gaan’, fluisterde Hemelster. ‘Sintelpoot, Grotster moet dit weten. Dood Braamster. Redt het woud.’ Plotseling woei er een ijzige windvlaag langs de haren van de katten, en beefde het sterrenpad. ‘Het pad stort in!’ gilde Cederpoot. ‘Rennen!’ Azuurlicht bleef staan. ‘Stop! Dit moet de wil van de SterrenClan zijn…’ Hij had het nog niet gezegd of het pad vervaagde en de reizigers vielen naar beneden. Schaappoot hoorde nog net de onheilspellende woorden van Rivierster: ‘Dit wordt de grootste uitdaging die het woud ooit heeft gehad.’ Met een schok werd Schaappoot wakker. Ze zag hoe haar vrienden zich kreunend overeind hesen. ‘We hebben gewoon met de SterrenClan gesproken!’ miauwde Cederpoot enthousiast. ‘Nu moeten we terug naar huis!’ Azuurlicht kuchte. ‘Je hebt gelijk. Kom mee.’ Zijn ogen flitsten van Sintelpoot naar Schaappoot, en hij miauwde: ‘Ik wil nog wat zeggen. Jullie hebben allemaal als ware krijgers gevochten, en ik ben trots op jullie.’ Cederpoot glimlachte verlegen, en Schaappoot schoof ongemakkelijk heen en weer. Morgenster en Cirkelsteen zijn krijgers geworden zodra ze van hun reis terugkeerden, bedacht ze. Wat als ik dat ook wordt? Haar poten kneedden de grond, en ze liet het fijne zand door haar klauwen glijden. Opeens kreeg ze een heftig verlangen om terug te gaan naar haar Clan. Ik ga tien keer zo hard trainen, zodat ik later commandant of zelfs leider wordt! Nog nooit had ze die ambitie gehad, maar nu snapte ze wat krijgers voortdreef. De krijgscode. En als ze Braamster niet aan zouden pakken, zou die code nooit meer bestaan. Dan zou alles instorten. ‘Hé, Schaappoot’, mompelde Sintelpoot na een tijdje. ‘Ik moet je wat zeggen.’ Ze keek hem even verbaasd aan. ‘Wat bedoel je?’ De SchaduwClankat slikte. ‘Ik-ik hou van je!’ stotterde hij. ‘De hele reis heb ik al een tintelend gevoel in mijn buik dat ik niet kan negeren, en… en ik voel gewoon dat wij samen heel ver gaan komen.’ Alweer voelde Schaappoot dat gevoel van ambitie, en een stem klonk in haar hoofd: Als jij een relatie aangaat met een SchaduwClanleerling zal je nooit ver komen. Ze slikte, en ze wist wat haar te doen stond. ‘Sorry’, murmelde ze, ‘maar ik denk dat jij en ik nooit meer zullen zijn dan enkel een prille jeugdliefde.’ Ze zag hoe Sintelpoots ogen donker werden van verdriet, en hij fluisterde: ‘Ik zal altijd je vriend blijven, dat beloof ik, Schaappoot.’

Hoofdstuk 4[]

Sparrenpoot keek geconcentreerd naar de muis voor hem. Zijn achterwerk wiegde langzaam heen en weer, zijn kop hield hij laag en zijn ogen waren wijd opengesperd. Hij moest die prooi gewoon vangen! ‘Sparrenpoot!’ Hij hief zijn kop op en de muis schoot weg. ‘Wie is daar?’ Maanvonk en diens broer, Steenvuur, renden hijgend op hem af. ‘De reizigers zijn teruggekeerd! Schaappoot, Sintelpoot, Cederpoot en Azuurlicht!’ Met een enorme sprong landde Steenvuur voor zijn poten. ‘Echt waar?!’ riep Sparrenpoot uit met een opgewonden blik. ‘Kom mee, dan gaan we terug naar het kamp!’ Zonder op antwoord te wachten snelde hij weg.

Hij had het gevoel dat hij nog nooit zo snel de weg naar het RivierClankamp had afgelegd. Zijn poten werden geen moment moe, merkte hij. ‘Hoe kan jij zo snel rennen?’ pufte Steenvuur, die een heel eind achter hem was. Toen was zijn energie weer minder, en even meende Sparrenpoot dat hij een schim zag lopen. ‘Hey!’ riep hij uit en de geestkat draaide zich om, knipoogde en vervaagde toen. ‘Tegen wie riep je?’ vroeg Maanvonk en hij haalde zijn schouders op. ‘Eh… niks. Ik hoopte gewoon dat Schaappoot me vanaf hier al kon horen.’ Zijn oren werden warm bij deze leugen, en vastbesloten om niks te laten merken liep hij gehaast verder. De race van een paar ogenblikken geleden leek hem niet moe te hebben gemaakt, kwam dat misschien door de geestkat? Zijn hart bonsde in zijn keel toen hij het kamp zag. De beek stak hij snel over. Heel even voelde hij een gevoel van afschuw toen zijn buik doorweekte, maar hij weigerde om te stoppen. Eenmaal aangekomen zag hij IJzelklauw op wacht staan. De oudere krijger gebaarde naar de Hogesteen. In plaats van Morgenster, stond Schaappoot daar nu. ‘En toen probeerde ik te vissen, maar…’ Zijn zusje onderbrak haar verhaal abrupt toen ze hem zag. ‘Sparrenpoot!’ riep ze uit. Morgenster wurmde zich naar voren. ‘Beste katten, deze leerling heeft een zware reis achter de rug. Ze zal mij verslag uitbrengen en dan mag ze de hele dag slapen. Vlekoog, jij komt ook mee om te luisteren.’ Sparrenpoot zag hoe de drie katten het leidershol ingingen. Hij keek naar Schorspoot, die met twinkelende ogen achter hen aansloop. ‘Wat doe je?’ siste hij. ‘Dat is privé, Morgenster bespreekt belangrijke zaken.’ De leerling keek hem uitdagend aan. ‘Boeit me niks!’ Hij zakte ineen en ging naast het leidershol staan. Via een kier keek hij naar binnen. ‘Domme kat’, bromde Sparrenpoot, maar stiekem had hij wel respect voor de nieuwsgierige leerling. Wat een krijger zou dat worden! Opeens voelde hij de drang om met hem mee te gaan. Hij wist niet waar het vandaan kwam, hij voelde zich jong en speels! Met een glimlach rende hij op Schorspoot af. Toen hij eenmaal stond, merkte hij weer een vreemde beweging in de lucht op. Zag hij daar nou twee ogen? Maar hij had niet de tijd om het beter te bestuderen, want het gesprek tussen Schaappoot, Vlekoog en Morgenster begon.

Hoofdstuk 5[]

‘Vertel me alles’, beval Morgenster. ‘Denk rustig en sla niks over.’ Schaappoot knikte en begon haar verhaal:

‘Toen we bij de Hoogstenen waren, hebben we even uitgerust. Cederpoot heeft toen geprobeerd om weg te lopen, maar de SterrenClan stuurde een teken waardoor ze toch besloot om te blijven. Daarna reisden we dagenlang, we waren moe, hadden honger en dorst… we kwamen bij een wilde rivier. Ik dacht erin te kunnen vissen, maar verloor mijn evenwicht en viel in het water. Gelukkig redde een poesiepoes, Guus, me van de verdrinkingsdood. Hij wees ons de Kijkrots, een plek waar hij vaak naar de sterren keek. Daar gingen we slapen, en kregen ieder dezelfde droom.’

Morgenster knikte. ‘Ga door. Wat zag je in die droom?’

‘Een pad verlicht door sterren. We liepen daaroverheen en toen kwamen de grote leiders van vroeger. Ze vertelden vaag iets over een profetie, en toen vertelden ze dat Braamster herboren is als kitten. De SchaduwClan moet hem doden.’

Vlekoog ijsbeerde door het hol. ‘Waarom hebben ze dan van elke Clan een kat laten komen? Het is toch alleen voor de SchaduwClan bedoeld.’ Schaappoot weifelde. ‘Nou, Rivier keek me aan met een blik dat ik dit goed in mijn oren moest knopen… Hij leek me zelfs te bestuderen.’ Morgenster schudde haar kop. ‘SterrenClankatten zijn altijd mysterieus, Schaappoot. Trek het je niet aan dat hij naar jou keek. Jij bent tenslotte lid van de Clan die hij ooit gesticht heeft, hé?’ Ze knikte en merkte dat haar poten moe waren van de lange reis.’ ‘Je mag gaan uitrusten’, murmelde Morgenster en likte de jonge leerling over haar oor. ‘Je bent mijn nicht, ik ben trots op je. Geen kat had Cirkelsteen beter kunnen kiezen.’ Gevleid door het compliment, schuifelde ze het hol uit. Daar stond Sparrenpoot haar op te wachten. ‘Ik ben blij dat je terug bent’, snorde hij. ‘Ik dacht dat je dood was, ik droomde over een rivier… water…’ Zijn stem stierf weg en opeens zei hij: ‘Sorry. Ik… ik verdacht Sintelpoot dat hij je opzettelijk in de rivier had geduwd.’ Schaappoot keek haar broer ademloos aan. Wat?! Ze staarde naar hem met ogen van woede. ‘Dat zou hij nooit doen! Je bent gewoon jaloers!’ Grommend rende ze weg. Sparrenpoot heeft gewoon geen vrienden. Kan ik er wat aan doen dat ik wel vrienden heb? En dat ze van de SchaduwClan zijn, maakt niks uit! Ze struikelde over Schorskit, die aan het jagen was op een blad. ‘Loop me niet zo voor de voeten, Schorskit’, bromde ze. ‘Ik wil gewoon even rust.’ De bruine kater grijnsde. ‘Je klinkt net als een oudste, en het is Schorspoot trouwens.’ Irritante kater! dacht ze met een zucht en dook het leerlingenhol in. Ze wilde alleen nog maar slapen. Zolang had ze verlangd naar haar broer, en hij had haar teleurgesteld. Sintelpoot staat altijd voor me klaar, maar Sparrenpoot wilt me niet eens een warme ontvangst geven. Van je familie moet je het hebben!

Hoofdstuk 6[]

Het was volle maan, en Schaappoot wilde graag naar de Grote Vergadering. Helaas vond Morgenster dat ze moest rusten na zo’n lange reis, dus mocht Sparrenpoots zus niet mee. Hij vond het wel zielig voor haar, ook al hadden ze ruzie. Hijzelf was gelukkig wel uitgekozen, maar zijn mentor bleef thuis. Ook Klaverpoot en Schorspoot konden nu voor de eerste keer de andere Clans ontmoeten. Morgenster stond klaar aan de rand van het kamp, haar haren ruisend in de wind. ‘Katten, het zal een bijzondere nacht worden. Ik ben benieuwd of de SchaduwClan gaat verklaren dat ze de DonderClangrenzen alweer zijn binnengevallen.’ De leider sprak geen leugens, want een paar zonsopgangen geleden had er voor de zoveelste keer een gevecht plaatsgevonden. ‘Als ze doorgaan, zullen Korrelster en ik maatregelen moeten nemen.’ Haar blik verduisterde. ‘Ik heb van Schaappoot gehoord dat Bladerster is overleden. Nu Grotster over de SchaduwClan heerst, ben ik bang dat het niet blijft bij jagen in andermans territoria.’ Een instemmend gemompel rimpelde over de open plek, en Sparrenpoot dacht aan de grijze krijgskat genaamd Grotpels. Hij was al een gevreesde commandant, hoe zou hij als leider zijn? Nu slaakte Morgenster een kreet ten teken dat ze gingen vertrekken. Hij spurtte naar haar toe, samen met de andere katten: Vlekoog, Ringstaart, Steenvuur, IJzelklauw, Rozendoorn en tenslotte de twee andere leerlingen die meegingen: Schorspoot en Klaverpoot.

Ze maakten de tocht in een rap tempo, en Sparrenpoot merkte op dat zijn leider gespannen was. Hij wist wel waarom: Grotster. Ringstaart, Sparrenpoots vader, liep naast hem en miauwde: ‘Is je mentor er niet?’ Hij knikte. ‘Nee. Miervoet, Zalmstroom en Zwemvleugel hebben alle drie aangeboden om het kamp te bewaken.’ Ringstaart snorde. ‘Miervoet was mijn leerling vroeger. Tjonge, wat was hij soms ongeduldig en roekeloos… maar hij is een geweldige krijger geworden, juist door zijn enthousiasme.’ Sparrenpoot luisterde al niet meer, want hij raakte afgeleid door Steenvuur, die iets met Vlekoog besprak. ‘De SchaduwClan zal wel nog meer gaan azen op territorium’, miauwde de jonge krijger. De commandant gromde. ‘Inderdaad, maar dat komt niet alleen door Grotster. Bladkaal is begonnen, en nu het nog redelijk weer is proberen ze te winnen wat er te winnen valt, voordat het echt gaat sneeuwen.’ Steenvuur knikte, en Sparrenpoot concentreerde zich weer op Ringstaarts verhaal: ‘…die keer dat hij zomaar een boom inklom om een eekhoorn te vangen! Dat was me wat, ik zei nog dat we geen DonderClankatten waren! Maar hij negeerde het en viel naar beneden. Gelukkig kon ik hem opvangen, anders was hij er geweest!’ Sparrenpoot glimlachte en merkte dat ze bij de helling van Vierboom waren. ‘Ik kijk of de kust veilig is’, miauwde Morgenster. De grijs-witte poes keek schichtig in het rond en zwiepte met haar staart als teken dat er geen gevaar was. De RivierClan stormde naar beneden, het grasveld op.

Hoofdstuk 7[]

Schaappoot lag in haar hol, woede raasde door haar kop. Waarom mocht Sparrenpoot wél mee naar de Grote Vergadering, en moest zij hier blijven? De andere reizigers zouden nu waarschijnlijk verslag aan het uitbrengen zijn, terwijl zij hier maar een beetje lag te niksen. Het was gewoon oneerlijk!

Ze liep naar buiten, omdat ze toch niet kon slapen met deze kwade gedachtes. Daar zag ze Schijnselmist zitten, die zich aan het likken was. ‘Ha, die Schaappoot!’ miauwde haar mentor vrolijk. ‘Wil je niet rusten na je lange reis?’ ‘Integendeel,’ gromde ze boos, ‘ik wil ook iets doen! Het is bladkaal, de Clan heeft prooi nodig. Er is geen tijd om uit te rusten.’ Schaappoots mentor haalde haar schouders op. ‘Ach, als je wilt kunnen we op jacht gaan. Er blijven heus wel genoeg krijgers achter om het kamp te bewaken.’ Ze gaf een schuin knikje in de richting van het krijgershol. ‘Vraag maar aan Vissenschub of we mee mogen. Hij vervangt Vlekoog als commandant totdat de katten van de Grote Vergadering zijn teruggekeerd.’ Schaappoot knikte en sjeesde weg, waarbij ze een wolk zand deed opwaaien. ‘Vissenschub,’ hijgde ze, ‘mogen Schijnselmist en ik op jacht?’ De kater knikte. ‘Is goed, maar neem Maanvonk mee.’

Schaappoot verliet samen met Schijnselmist en Maanvonk het kamp. Ze genoot nog meer dan anders van de patrouille, langs alle vertrouwde plekjes. Het was fijn om weer thuis te zijn. Maanvonk kwam naast haar lopen. ‘Sparrenpoot heeft een droom gehad’, begon de witte kater zenuwachtig. ‘Ik heb het gehoord’, mompelde ze, met een vlaag van woede in haar stem. Maanvonk begon over een ander onderwerp: ‘Ik heb gehoord dat je Rivierster en de andere allereerste Clanleiders hebt gesproken. Wat zeiden ze?’ Schaappoot haalde diep adem. ‘Dat Braamster is herboren als kitten, en dat hij ongekende krachten bezit. De SchaduwClan heeft de opdracht gekregen om hem te doden.’ Maanvonk knikte nadenkend. ‘Tja, Braamster wil onze Clans maar niet met rust laten, hé? Hij wil nog steeds wraak omdat wij hem uit de SchaduwClan hebben verjaagd en Bladerster haar oude positie terug hebben gegeven.’ ‘Schiet eens op!’ riep Schijnselmist ongeduldig. ‘We hebben niet de hele nacht de tijd, ik wil terug zijn zodra de Grote Vergadering afgelopen is.’

Ze kwamen aan bij de rivier, die geheel bevroren was. ‘Wauw, dit heb ik nog nooit gezien!’ riep Schaappoot verrast uit. ‘Hij is… er zit een laag overheen!’ Schijnselmist een Maanvonk keken elkaar geamuseerd aan. ‘Dat heet ijs’, legde Schijnselmist uit. ‘Rond deze tijd is het nog zeer breekbaar, dus kijk uit.’ Ook rond de oever, waar regenplassen lagen, was het ontzettend glad. Schaappoot keek uit waar ze haar poten neerzette.

Plotseling gleed Maanvonk weg. Schijnselmist gaf een kreet en pakte de kater bij zijn nekvel vast. Met een enorme kracht smeet ze de witte kater weg van de oever, maar het gewicht van de krijger zorgde ervoor dat ze zelf haar evenwicht verloor.

Er klonk een luid gekraak. Schijnselmist slaakte een jammerkreet, maakte een paar slagen maar verdween in de diepte van het zwarte water.

Hoofdstuk 8[]

Sparrenpoot stond op Vierboom, een beetje zenuwachtig om zich heen kijkend. Niemand sprak hem aan, iedereen was druk bezig met zichzelf. Hij zag dat zijn vader, Ringstaart, ergens heen liep, en ging achter hem aan.

Hij kwam terecht in een gesprek tussen een aantal ervaren krijgers; Ringstaart, Vlekoog, Eclipsvlam, Witbloem en Zwartstreep. ‘Het zijn zware tijden’, bromde Zwartstreep. ‘Twee leiders verloren, in één maan!’ Eclipsvlam schudde bedroefd haar kop. ‘Ja, Korrelster was al oud, maar Bladerster nog jong. Ze had nog drie levens, en die waren allemaal in één ruk weg. Hoe kan de SterrenClan dit de SchaduwClan aandoen? Ringstaart onderbrak haar ruw. ‘Wat? Is Korrelster dood?!’ Zwartstreep knikte. ‘Dat klopt. Hij is een paar dagen geleden overleden.’ Sparrenpoot had het wel verwacht; hij herinnerde zich hoe fragiel de oude DonderClanleider was geweest op de laatste Grote Vergadering. Nu focuste hij zich weer op het gesprek, want Vlekoog was aan het praten: ‘Wie heeft Wierster tot haar commandant benoemd?’ Zwartstreep zette zijn borst vooruit. ‘Ik.’ Eclipsvlam gaf haar vriend een kopje. ‘Gefeliciteerd!’ miauwde ze. ‘Jou kennende zal je het geweldig doen.’ Een schaduw trok over haar gezicht. ‘Nou ja, ik bedoel, gewoon oké’, voegde ze er gegeneerd aan toe. ‘Onze Clans zijn dan wel in oorlog, maar dan hoeven wij nog geen vijanden te zijn’, gromde Zwartstreep. ‘Waarom heeft Bladerster jou niet tot haar commandant benoemd, in plaats van Grotster? Ziet ze niet dat hij haar hele Clan kapot maakt?’

Het gesprek begon Sparrenpoot te vervelen, en hij wilde net weglopen toen hij een oproep hoorde. Vlekoog, Witbloem en Zwartstreep holden naar de plek onder de Groterots, waar de commandanten altijd zaten.

‘Beste katten!’ riep Grotster uit, die als eerste het woord nam. Sparrenpoot durfde er een maanlang dageraadpatrouille op te verwedden dat de SchaduwClanleider niet zo beleefd was geweest om de andere leiders te vragen of hij als eerste mocht spreken. ‘Helaas moet ik jullie mededelen dat Bladerster, onze trotse leider, is overleden. Een adder heeft haar aangevallen, en het gif verspreidde zich door al haar organen. De SterrenClan kon niet haar hele lichaam helen en dus is ze ter plekke gestorven.’ Een bedroefde stilte daalde neer over Vierboom, en Sparrenpoot huiverde bij het horen van de verschrikkelijke dood van Bladerster. ‘Maar’, ging Grotster verder, ‘uit de as van deze verschrikking zal een nieuw tijdperk beginnen. Mijn commandant is Botveder.’ Luid gejuich klonk van de SchaduwClankatten, de anderen gaven goedkeurende knikjes. Botveder was al een ervaren kat, hij was zeer loyaal maar ook verstandig. ‘We hebben ook een nieuwe krijger, Sintelpoot heeft, nadat hij terugkeerde van zijn reis, zijn krijgersnaam ontvangen: Sintelstorm.’ Sparrenpoot vond het net klinken alsof Sintelstorm de hele reis alleen had gemaakt, wat een arrogantie! Nu stapte Wierster naar voren. ‘Ook bij ons is er droevig nieuws. Korrelster, onze gerespecteerde leider, is overleden. Zwartstreep is mijn commandant geworden, en wij zullen onze grenzen goed in de gaten houden.’ Na die uitspraak wierp ze een waarschuwende blik op Grotster, die zijn kop demonstratief de andere kant op draaide. ‘Moge de SterrenClan jullie bijstaan, negen levens lang’, miauwde Morgenster respectvol tegen de twee nieuwe leiders.

Sparrenpoot rilde bij de uitdagende glinstering in Grotsters ogen.

Hoofdstuk 9[]

‘Nee!’ gilde Schaappoot en schoot naar voren. Ze wilde haar mentor achterna springen, maar iets trok haar terug naar de rand. Ze viel op de grond en zag Maanvonk vol verdriet naar haar kijken. ‘Wat doe je?!’ snauwde ze. ‘Ik moet haar redden!’ De witte kater hield haar nog steeds stevig tegen de grond gedrukt. ‘Dat wordt je eigen dood, Schaappoot. Als je in het water valt, kan je het gat in het ijs niet meer terugvinden.’ Nog steeds worstelde ze om zich te bevrijden. ‘Ik had haar kunnen redden!’ gilde ze. ‘Maanvonk, laat me los! Laat me los!’ Maanvonk schudde zijn kop. ‘Nee, ik hou van je! Ik wil je niet verliezen.’ Plotseling zag Schaappoot een heel vage gestalte op haar af trippelen. Was het de geest van Schijnselmist? De kat gleed naar haar toe en plotseling voelde ze zich kalm worden. Maanvonk liet haar gaan en rustig stond ze op. ‘Dankjewel’, mompelde ze. ‘Volgens mij… volgens mij was ik er bijna geweest.’ Met ogen vol verdriet staarde ze naar de poel en voelde weer woede in haar opkomen. Nu was het te laat. Als die stomme Maanvonk en die stomme geest er niet waren geweest, dan had ze Schijnselmist kunnen redden, dat wist ze zeker.

Van het patrouilleren was niet veel meer gekomen, maar Maanvonk wilde zo snel mogelijk naar het kamp toe. Ze zeiden geen woord tegen elkaar, de spanning hing nog steeds in de lucht. Ondertussen dwaalden Schaappoots gedachten heel eventjes af van haar mentors dood. Ze wilde zo graag weten of die geestkat iets met haar plotselinge emoties te maken had… ze wist het niet. Meteen dacht ze weer aan Schijnselmist en ze sloot haar ogen, zich inbeeldend hoe de grijze poes nu rondwandelde in de gelederen van de SterrenClan. Ze zouden nooit meer samen op patrouille gaan, nooit meer zij aan zij jagen, geen vechttrainingen meer… Het leek alsof haar hart doormidden werd gescheurd.

Het was stil toen de twee het kamp inkwamen. Schaappoot sloeg haar ogen neer. Hoe moest ze ooit vertellen dat Schijnselmist, een geliefde krijger en moederkat, was overleden? Vissenschub kwam op hen aftrippelen, zijn ogen stonden bezorgd, maar hij leek ontspannen. Hij heeft geen idee wat er is gebeurd, schoot het door haar heen. Hij zou wel verwachten dat Schijnselmist nog eventjes aan het jagen was. ‘Schijnselmist is dood’, miauwde Maanvonk kalm, maar met een zweem van verdriet in zijn stem.

Vissenschub liet een luide jammerkreet horen. ‘Nee!’ riep hij uit. ‘Nee, nee, ze komt terug, Maanvonk, dat moet je me beloven!’ Schaappoot wist dat Vissenschub en Schijnselmist één van de hechtste koppels van de Clan waren, en dat de twee van plan waren om nog een tweede nest te krijgen.

‘Nee,’ fluisterde Maanvonk, ‘ze… ze is echt voorgoed weg. Het spijt me zo.’

Hoofdstuk 10[]

Sparrenpoot kwam thuis van de Grote Vergadering, zijn gedachten lagen nog steeds bij Grotster. Hij merkte het nauwelijks toen hij door de beek waadde.

Meteen trof een steek zijn hart toen een jammerkreet de nacht doorsneed. Vissenschub. Morgenster en Vlekoog keken elkaar vol onrust aan en snelden toen het kamp binnen. De hele groep katten volgden hen, bang dat ze iets afschuwelijks zouden aantreffen.

Het was inderdaad afschuwelijk. Vissenschubs gehuil galmde over de open plek. Zalmstroom, Zwemvleugel en Miervoet staarden ongelovig naar elkaar met betraande ogen. Schaappoot zat in elkaar gedoken, verlamd van de schok. ‘Wat is er gebeurd?’ miauwde Morgenster indringend. ‘Schijnselmist is dood!’ schreeuwde Vissenschub vol pijn. Morgensters ogen gingen wagenwijd open, maar ze bleef redelijk kalm. ‘Vertel me wat er is gebeurd’, beval ze Maanvonk, die Miervoet aan het troosten was. ‘Schaappoot, Schijnselmist en ik waren op patrouille’, bromde hij somber. ‘Op de rivier lag een dunne laag ijs, en ik gleed uit. Schijnselmist pakte me bij mijn nekvel, en gooide me opzij. Door het gewicht viel ze door het ijs en kwam niet meer boven.’ Vlekoog, de commandant, schudde wanhopig zijn kop. ‘Door het ijskoude water moet ze wel verlamd zijn’, mompelde hij. ‘Ze had vast niet meer de kracht om het wak terug te vinden. In naam van de SterrenClan hoop ik dat ze niet veel pijn heeft gevoeld.’ Morgenster knikte en wenkte Vlekoog. ‘Kom, we moeten het één en ander bespreken.’ De twee verdwenen in de holle boom, die dienst deed als leidershol.

Sparrenpoot probeerde zijn zus te troosten, maar merkte al snel dat het geen zin had. Het zou een kwestie van tijd worden voordat ze over de ergste schok heen was. Hij zag hoe Morgenster op de Hogesteen sprong, en haar stem galmde over het kamp: ‘Laat alle katten van de RivierClan zich onderaan de Hogesteen verzamelen voor een Clanvergadering!’ Ze wachtte geduldig tot iedereen zat. Vissenschub werd met veel moeite overgehaald om de vergadering bij te wonen, zijn ogen vol verdriet. ‘Ik heb alleen maar slecht nieuws, helaas. Korrelster en Bladerster zijn beiden overleden. Van Bladerster wisten wij het al, maar de dood van mijn goede vriend Korrelster was een onaangename verassing.’ Er klonken verbaasde kreten; niemand van de thuisblijvers wist dat de DonderClanleider in zo’n zwakke staat verkeerde. ‘Wierster en ik zullen samen de bedreiging van de SchaduwClan het hoofd bieden. We laten ons niet klein krijgen!’ riep Morgenster uit. Iedereen viel haar bij, behalve Vissenschub, Schaappoot en Zalmstroom, die nog steeds erg geschokt waren. Miervoet en Zwemvleugel leken over de ergste schrik heen. ‘Verder weten we allemaal dat Schijnselmist dood is, een geliefde krijger. Na het trainen van Schaappoot was ze van plan om weer een moederkat te worden. Degenen die haar het meeste na stonden, zullen vannacht bij haar waken, maar de training van onze leerlingen kan geen uitstel veroorloven. Schemerstaart, jij bent mijn zoon en ik ben trots op je. Je bent een uitstekende jager en vechter, jij zal de laatste manen van Schaappoots leerlingentijd haar mentor zijn. Ik vertrouw op je.’

Schemerstaart raakte Schaappoots neus aan, zijn ogen vol van medeleven en trots. En Sparrenpoot was blij dat hij, al was het maar heel even, geluk zag in de ogen van zijn zusje.

Hoofdstuk 11[]

‘Schaappoot!’ Een luide roep klonk vanuit de ingang van het leerlingenhol. Schaappoot hief slaperig haar kop op toen ze de stem van haar mentor, Schemerstaart, herkende. Een kwart maan was verstreken sinds Schijnselmist haar einde had gevonden in de donkere diepte van de rivier, en het leven in de RivierClan ging weer zijn gewone gangetje. Zelfs Vissenschub leek zijn verdriet min of meer vergeten te zijn, in ieder geval liet hij niks merken aan de Clan.

Schaappoot stapte het hol uit, de zon bescheen haar vacht. Ze ving de blik op van Maanvonk, die een muis aan het eten was op de open plek. Een beetje gegeneerd ontmoette ze zijn ogen, de genegenheid van de jonge krijger was geen geheim meer. Ze wist dat hij van haar hield, en diep in haar hart voelde ze dat die liefde wederzijds was.

Sparrenpoot stond al bij de doorntunnel, samen met zijn mentor, Miervoet. Schaappoot draaide demonstratief haar kop weg toen haar broer iets tegen haar zei. Ze was nog lang niet klaar om hun ruzie bij te leggen, wat dacht hij wel?! Schemerstaart knikte even respectvol naar Miervoet -tenslotte was hij een meer ervaren krijgskat- en wendde zich tot Schaappoot. ‘We gaan vandaag iets nieuws proberen bij de training, een oefening om te leren samenwerken.’ Haar woede over Sparrenpoot was meteen verdwenen en ze keek haar mentor nieuwsgierig aan. ‘In plaats van tegen je mentor vechten, moet je deze keer samen met je mentor vechten. We doen de oefening bij de Zonnerotsen. Daar zullen Miervoet en ik het beter uitleggen.’ Zwemvleugel en Zalmstroom kwamen ook aanlopen, samen met hun leerlingen. Schaappoot zuchtte, ze had eigenlijk gehoopt dat het gevecht werd gehouden tussen de oudere leerlingen. Nu moesten die jonkies zich er ook nog mee bemoeien.

Klaverpoot was opvallend rustig tijdens de tocht naar de Zonnerotsen, terwijl Schorspoot zijn mentor overspoelde met vragen. De bruine kater rende voortdurend voor de groep uit. Schaappoot snoof de lucht op en rook DonderClan. ‘Die geur is te dichtbij’, miauwde ze argwanend. ‘We zijn nog niet bij de grens.’ Ze hoorde een kreet van Schorspoot, die met een dik opgezette vacht terug rende naar de groep. ‘DonderClan!’ miauwde hij vol woede. ‘Op de Zonnerotsen, ons territorium! We moeten ze aanvallen!’ Miervoet schudde zijn kop. ‘Het is juist de bedoeling dat zij er zijn. We gaan samen met hen trainen.’ Schaappoot schrok. Samen trainen met de DonderClan? Schemerstaart zag haar geschokte gezicht en stelde haar gerust. ‘We zijn nu bondgenoten, we kunnen van elkaar leren’, legde hij uit.

De RivierClankatten stapten uit het struikgewas. Schaappoot zag de DonderClankatten zitten, met aan het hoofd Zwartstreep. Ze had zoveel over deze krijgskat gehoord! Ze maakte een beleefde buiging en de commandant knikte haar toe, een begroeting van een krijger naar een leerling van een andere Clan. ‘Jullie zijn precies op tijd,’ miauwde Zwartstreep, ‘de zon komt op. Ik ben Zwartstreep, de DonderClancommandant. Dit is mijn leerling, Splinterpoot.’ Een kleine, zwarte kater met een gerafelde vacht stapte naar voren en boog beleefd zijn kop voordat hij weer naast zijn mentor ging staan. ‘Dit is Korenvacht,’ ging Zwartstreep verder, ‘met haar leerling Houtpoot. En tot slot zijn Klauwpoot en Vlammenpoot met ons mee gekomen. Vlammenpoot is leerling-medicijnkat, maar hij traint vandaag mee om zijn vechttechniek te oefenen.’ De ogen van de leerling glinsterden. ‘Wij gaan jullie inmaken.’

Op dat moment vergat Schaappoot dat dit maar een training was. Het leek net een gevecht, en ze moesten dit winnen!

Hoofdstuk 12[]

Sparrenpoot dook ineen naast zijn mentor, Miervoet. De DonderClankatten knepen hun ogen tot spleetjes, en ook al zag hij dat ze hun klauwen ingetrokken hielden, toch voelde hij een steek van angst. Het leek net alsof het een echt gevecht was, twee Clans die vochten om de Zonnerotsen. ‘Het doel is om hun teamleider uit te schakelen’, fluisterde Miervoet. ‘Ik vermoed dat het Zwartstreep is.’ Hij wenkte de RivierClankatten met een zwiep van zijn staart. ‘Ik heb een plan’, mompelde Zwemvleugel met twinkelende ogen. ‘Laten we Miervoet gaan verdedigen, maar stiekem een andere teamleider kiezen. Een onopvallende, het liefst.’ Zalmstroom knikte en miauwde instemmend: ‘Dat is een goed idee, de DonderClankatten zullen hun aandacht op Miervoet focussen.’ De stem van Paddenhart doorsneed de stilte. ‘Gaan we nog beginnen of niet?’ Zwemvleugel zwiepte met haar staart. ‘Ik stem voor Sparrenpoot.’

Verbaasd keek hij op. ‘Huh? Watte?’ Miervoet snorde geamuseerd. ‘Snap je het niet? Het doel van de training is om de teamleider uit te schakelen. Niemand zal vermoeden dat jij het bent, Sparrenpoot, je kan snel rennen en begint een uitstekende vechter te worden.’ Sparrenpoot knikte dat hij het begreep; het ontging hem niet dat Schaappoot hem een blik vol haat toewierp. Hij slikte, wanneer was hun ruzie nou eens verleden tijd? ‘Dat is dan geregeld’, murmelde Miervoet. ‘Jullie twee,’ voegde hij eraan toe met een blik op Schorspoot en Klaverpoot, ‘verdedigen mij. Doe alsof ik jullie teamleider ben, doe het niet te overtuigend maar wel trouw. En laat niet merken dat Sparrenpoot onze echte leider is.’ Hij richtte zijn blik op Schaappoot, Zalmstroom en Zwemvleugel. ‘Ik wil dat jullie proberen uit te vogelen wie hun teamleider is. Zodra jullie dat weten, val diegene dan aan.’ Daarna keek hij naar Schemerstaart en Sparrenpoot. ‘Jullie wisselen van taak. Sparrenpoot, doe voorzichtig, maar vecht wel even hard mee als de rest, ze mogen niks vermoeden. Schemerstaart, jij doet wel voorzichtig. Dan denkt de DonderClan misschien dat jij onze leider bent.’ Toen iedereen knikte, slaakte Miervoet een kreet. ‘AAAAANVALLEN!’

De eerste vijand waarop hij zich richtte, was de leerling Splinterpoot. De zwarte kater beukte hem in zijn flank. Sparrenpoot draaide zich om en bracht de leerling ten val. Splinterpoot slaakte een kreet en Sparrenpoot drukte hem drie tellen op de grond. ‘Je bent uitgeschakeld’, hijgde hij. Met een spijtige blik op zijn Clangenoten ging Splinterpoot langs de rand van het grasveld zitten. Hij was in ieder geval niet de teamleider, dat was duidelijk. Anders had de DonderClan al verloren.

Plotseling drukte een gewicht hem tegen de grond. Worstelend om zich te bevrijden, zag hij dat het Korenvacht was. Gedachten raasden door zijn kop. Nog één hartslag en ik ben uitgeschakeld, dacht hij koortsachtig. Grote SterrenClan, waarom hebben ze mij ook tot hun teamleider benoemd?! Tot zijn verbazing werd het gewicht net op tijd van hem afgetrokken. Schaappoot! Korenvacht klauwde naar de leerlinge, die lenig opzij sprong. Sparrenpoot greep de staart van de DonderClanpoes vast, en samen met Schaappoot slaagde hij erin om haar tegen de grond te drukken. Korenvacht schopte gemeen met haar achterpoten en alle lucht werd uit zijn longen geperst.

Gaan we verliezen?

Hoofdstuk 13[]

Schaappoot rolde op haar rug. Korenvacht had zich losgerukt uit haar greep en sprong nu op Sparrenpoot af. Hoe erg ze haar broer ook haatte, hij mocht niet uitgeschakeld worden. Ze moest de eer van de RivierClan hoog houden. Verliezen in een training tegen een andere Clan, Morgenster zou niet blij zijn om dat te horen…

Ze botste tegen Korenvachts zij. De poes verloor haar evenwicht en viel op de grond. ‘Maak dat je wegkomt’, siste Schaappoot tegen haar broer, tussen opeengeklemde tanden. Heel even voelde ze een glimp van hun oude vriendschap, maar dat gevoel verdween al snel in de hitte van het gevecht. Hoewel, het was geen echt gevecht. Toch was het belangrijk, al was het maar een training, dat ze lieten zien dat de RivierClan niet zwak was. Wie weet probeert Wierster de Zonnerotsen dan terug te krijgen, ging de duistere gedachte door haar kop. Ze was zo afgeleid dat ze niet zag dat Korenvacht haar opnieuw besprong. Ze werd omver geworpen en gefrustreerd probeerde ze zich te bevrijden. ‘Een… twee… drie’, siste de krijgskat en stapte van haar af. ‘Je hebt goed gevochten, leerling, maar nu ben je uitgeschakeld.’ Schaappoot knikte even respectvol en ging naast het grasveld zitten.

Ze zag hoe een paar andere katten haar kant op liepen. Onder hen herkende ze Schorspoot (oh nee hé!), Zalmstroom en Azuurlicht. ‘Hallo, Schaappoot!’ snorde Azuurlicht. ‘Goed je te zien. Je was er niet, de vorige vergadering.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Ach ja, Morgenster zal daar wel een goede reden voor hebben gehad.’ Uit alle macht probeerde ze niet te denken aan de tragedie van die nacht: Schijnselmists dood. Azuurlicht likte verlegen over zijn borst en wenkte met zijn staart ten teken dat hij liever alleen met Schaappoot wilde zijn. Tot haar verbazing begrepen de RivierClankatten het, ook de irritante Schorspoot. Toen ze weg waren, murmelde ze tegen hem: ‘Weet je, soms mis ik de tijd van onze reis nog wel.’ Ze voelde een steek in haar hart toen ze zich de hechte band herinnerde die was ontstaan tussen de vier reizigers. Zelfs Azuurlicht, die zich in het begin nogal terughoudend had opgesteld, was verdrietig geweest bij het afscheid. Nu ze terug waren in het woud leek hij… veranderd. In negatieve zin. ‘Ja, ik ook’, gaf Azuurlicht toe. ‘Maar over een tijdje zullen een aantal kittens leerlingen worden. Ik hoop zelf mentor te worden van één van hen.’ Schaappoot dacht na, haar vriend zou vast een goede mentor zijn. ‘Ik word binnenkort een krijger’, miauwde ze trots. De kater, die al een stuk ouder was dan zij, snorde geamuseerd. ‘Bij het eerstvolgende grensconflict maak ik je in!’ miauwde hij alleen maar voordat hij naar Houtpoot en Paddenhart toeliep.

Schaappoot richtte haar aandacht weer op de training voor haar. Sparrenpoot zwenkte opzij voor Klauwpoot, en gaf hem een mep om zijn kop. Miervoet grauwde sissend naar Korenvacht, die hem besloop. Plotseling verstoorde een triomfkreet het gevecht, en Zalmstroom sprong op een hoge rots. ‘De RivierClan heeft gewonnen!’ brulde ze en Schorspoot juichte, iedere haar op zijn vacht overeind van blijdschap. ‘Goed gevochten’, complimenteerde Zwartstreep de katten. ‘Vooral jullie oudste leerlingen, ze hebben gevochten als krijgers.’ Schaappoots borst zwol op van trots bij het compliment van de DonderClancommandant.

En over een tijdje zijn we dat ook. Krijgers!

Hoofdstuk 14 (Sintelstorm)[]

Sintelstorm liep rond door het SchaduwClankamp, waar volop voorbereidingen werden gemaakt. Vandaag was de dag dat er een patrouille naar de tweebeenplaats zou gaan, om Braamster te doden. Al was de gevreesde kater nog maar een kitten, Grotster hield er rekening mee dat hij zijn krachten al wist te beheersen. Scherpsteek, een vuurrode kater met een rafelige vacht, siste boos. ‘Waarom moet de SchaduwClan het opknappen? Dat Braamster ooit in onze Clan zat, betekend niet dat wij hem per se moeten vermoorden!’ Eclipsvlam keek de rode kater aan. ‘Denk eens na, Scherpsteek. Door Braamster te doden, verdienen we de zege van de SterrenClan.’ Sintelstorm was daar nog niet zo zeker van. Hij vroeg zich af of de SterrenClan met een speciale reden voor hun Clan had gekozen. Misschien omdat we de sterkste katten van het woud zijn, ging door hem heen en een trotse glimlach verscheen op zijn gezicht. Dit was zijn Clan, zijn afkomst maakte niks uit. Hij hoorde erbij, net zoals alle andere katten die wél Clangeboren waren. Hij was half zwerfkat, al was hij liever helemaal zwerfkat geweest! Alles beter dan zo’n tiran als vader.

Hij had Braamster nooit gekend, zijn vader was gestorven voor hij en zijn zus geboren werden. Zwanenvlucht, zijn moeder, had haar jongen bij de SchaduwClan achtergelaten omdat ze, nadat de MoordClan uit elkaar was gevallen, ze werd opgejaagd door een aantal katten die toch de macht probeerden te grijpen. Een steek van verdriet ging door hem heen bij de gedachte aan de slechte afloop. Een paar dagen nadat Zwanenvlucht hun territorium weer verlaten had, werd haar lichaam gevonden bij de grens. Zwerfkatten hadden haar gedood.

Grotsters stem steeg boven alles uit: ‘Moerasdamp, Eclipsvlam, Scherpsteek en Sintelstorm zullen deelnemen aan de patrouille!’ maakte hij bekend. ‘Botveder, jij gaat ook mee en zal hen leiden.’ Nerveus schuifelde Sintelstorm met zijn poten; moest hij vereerd zijn om mee te mogen? Of moest hij zich juist zorgen maken?

Naarmate ze de tweebeenplaats naderden, werd hij steeds zenuwachtiger. Zijn staart zwiepte voortdurend heen en weer en zijn ogen schoten vluchtig van de een naar de andere kant. Hij voelde dat er iets ging komen, iets dat alles voorgoed zou veranderen. ‘Herinner je je de plek nog?’ fluisterde Botveder in zijn oor. Sintelstorm knikte zwijgend en ging voorop. Hij herkende deze boom, die had zo klein geleken in zijn droom, toen hij hoog bovenop het sterrenpad stond. Hij herkende dit tweebeennest, deze open plek. Sintelstorm gebaarde de andere katten om stil te zijn en sloop de stenen vlakte op.

Het was helemaal leeg, behalve dat er wat bomen en struiken stonden, plus wat houten dingen die tweebenen gebruikten om op te zitten. Zijn blik gleed over het slappe, vierkante ding. Zijn poten beefden, hier ergens zou de kitten moeten zitten. Plotseling stond hij oog in oog met het kleine, zielige katje. Hij keek naar hem met grote ogen van angst, en terwijl Botveder “nu!” schreeuwde kwam de patrouille in beweging.

Ik kan dit niet laten gebeuren! dacht Sintelstorm. De blik van de kitten was te schattig en onschuldig geweest, zijn Clangenoten mochten hem niet doden! Met een grauw sprong hij beschermend voor het kleine katertje. ‘Sintelstorm?’ miauwde Moerasdamp ongelovig. ‘Wat doe je?!’

Hoofdstuk 15 (Sintelstorm)[]

Sintelstorm haalde uit naar Scherpsteek, die zich op hem wierp. Met een steek van verdriet zag hij hoe Botveder en Eclipsvlam korte metten maakten met de kitten. ‘Nee!’ gilde hij. ‘Laat hem gaan!’ Hij sputterde tegen, maar wist dat het geen zin had. Scherpsteek drukte hem stevig tegen de grond. Hij had nog één kans… Sintelstorm ontspande zich en jammerde alsof hij zich overgaf. Hij sloot zijn ogen als teken dat hij bekaf was, en zijn belager verslapte zijn greep. Precies op dat moment stootte hij zijn achterpoten naar voren en de vuurrode kater werd de lucht in geslingerd. Meteen schoot Sintelstorm er als een haas vandoor. Ik wilde hem alleen maar beschermen, het was een kitten! SterrenClan, ik kon niet toestaan dat hij gedood werd! Rennend door de tweebeenplaats, besefte hij dat hij steeds verder van het woud verwijderd raakte. De poten van zijn achtervolgers hoorde hij niet meer, maar misschien kwam dat doordat de stem van Moerasdamp nog nagalmde in zijn oren: “Wat doe je?!” Was dit echt onvergeeflijk verraad geweest? Hij hief zijn kop op naar de hemel, maar de zon bleef helder schijnen. Waarom? Waarom kon ik het niet? Waarom kon ik hem niet doden?! Zwaar hijgend van inspanning, stortte hij in.

Hij wist niet hoelang hij had geslapen, maar hij werd wakker van een snauw. ‘Opstaan!’ Met grote ogen zag hij Botveder over hem heen gebogen staan, zijn poot op Sintelstorms borst gedrukt. ‘Waarom heb je Scherpsteek aangevallen?’ siste hij woedend. De rode kater bloedde uit een wond op zijn flank, zijn ogen glinsterden van haat. ‘Ik-ik kon het niet’, hakkelde hij. ‘Je hebt de SchaduwClan verraden!’ riep Moerasdamp uit. ‘Botveder, wat doen we met hem? Dumpen bij tweebenen? Verwonden? Doden?’ De witte kater keek kalmpjes naar de twee razende krijgers. ‘Moerasdamp, Scherpsteek, stop. Het is niet aan mij om daarover te beslissen. Vanaf nu’, spuugde de commandant, ‘ben jij onze gevangene. We zullen kijken hoe Grotster erover denkt.’ Sintelstorm slikte, hij had liever gehad dat Botveder over zijn straf zou beslissen. De kater was rechtvaardig, hij zou hem misschien wel laten gaan. Grotster was een ander verhaal, in het ergste geval zou hij hem doden.

Hij voelde zich net een wildvreemde toen Moerasdamp hem het kamp binnenduwde. Alle katten keken hem verbaasd aan en begonnen met elkaar te fluisteren. Ik ben geen verrader! dacht hij hulpeloos. Waarom begrijpt niemand dat?! De enige die nog een woord met hem wisselde op de terugweg, was Eclipsvlam. En ook in haar ogen zag hij de verschrikkelijke glans van verdriet, teleurstelling, woede en wantrouwen.

Rillend werd hij wakker, en zag de gestalte van Scherpsteek op wacht staan voor zijn hol. ‘Laat alle katten van de SchaduwClan zich verzamelen voor een terechtstelling!’ riep Grotster uit. Het zal nu dus gebeuren, dacht hij ongerust. Al zijn energie was weg, hij sputterde niet eens tegen toen Leliepoot en Moerasdamp hem flankeerden. De gehele SchaduwClan had zich verzameld, ook Donkerpoot. Hij durfde de ogen van zijn zus niet eens te ontmoeten, wat zou ze wel van hem denken? ‘Na een lang gesprek met Botveder ben ik eruit’, miauwde Grotster koeltjes. ‘Ik, leider van de SchaduwClan, veroordeel Sintelstorm hierbij tot verbanning!’ Hij voelde alles wazig worden voor zijn ogen toen Scherpsteek hem naar de uitgang dreef. ‘Verrader! Verrader! Verrader!’ gilden zijn Clangenoten.

Ooit waren ze zijn vrienden geweest, maar die tijd was nu voorbij. Zij waren de echte verraders. Zonder één keer om te kijken rende hij het kamp uit.

Hoofdstuk 16[]

‘Het gaat vandaag gebeuren!’ riep Sparrenpoot uit, zijn ogen twinkelend van opwinding. Hij schudde zijn zus wakker. ‘Huh? Watte?’ gaapte Schaappoot terwijl ze zich uitrekte. ‘Onze krijgerceremonie!’ miauwde Sparrenpoot, ongeduldig zwiepend met zijn staart. Hij was blij te zien dat de band die hij vroeger met zijn zusje had, langzaam weer op gang kwam. ‘Echt?!’ miauwde Schaappoot. ‘Dat is fantastisch!’ Ze stormde naar buiten, waar Ringstaart zat. Sparrenpoot volgde haar op de hielen. Hun vader onderbrak zijn wasbeurt. ‘Goedemorgen’, snorde hij. ‘Het is redelijk warm voor Bladkaal. Geniet er maar van.’ Schaappoot onderbrak Ringstaart ruw. ‘Pap, we worden krijgers vandaag! We kunnen heus wel tegen een beetje kou!’ Hun vader was met stomheid geslagen, maar zijn ogen glinsterden trots. ‘Dat is geweldig! Ach… je hebt gelijk, wat sneeuw doet jullie vast niks. Er mag alleen niks met jullie gebeuren.’ Is hij alleen maar een bezorgde vader, of weet hij meer dan hij loslaat? dacht Sparrenpoot. Dubbellicht kwam het krijgershol uit, haar witte vacht glanzend in de zon. Bij het zien van zijn moeder, moest hij altijd denken aan zijn overleden zusje, Oeverkit. ‘Onze jongen worden krijgers!’ verklaarde Ringstaart trots aan zijn partner. Terwijl Schaappoot bedolven werd onder de likken en liefkozingen, trippelde Sparrenpoot richting het krijgershol. Hij stak zijn kop door de ingang en zag Maanvonk liggen, op zijn vaste plekje dichtbij de ingang. De oudere krijgskatten mochten in het midden slapen, waar het lekker warm was. ‘Maanvonk!’ fluisterde hij, zijn warme adem hijgde in de nek van zijn vriend. Die hief slaperig zijn kop op en volgde hem naar buiten. ‘Wat is er?’ miauwde de witte krijger met knipperende ogen. ‘Ik word vandaag een krijger’, verkondigde Sparrenpoot. ‘Gefeliciteerd!’ spinde Maanvonk en wierp een blik op Schaappoot. ‘Ik-ik hoop dat Schaappoot naast me wil liggen in het krijgershol.’ De genegenheid die Maanvonk voor Sparrenpoots zusje had, was niet geheim meer. Er werd volop over geroddeld, ook in het leerlingenhol. Schaappoot was nou eenmaal een supermooie poes (daar kwam niemand onderuit) en Maanvonk was de zoon van de Clanleider, Morgenster, en de voormalige commandant, Cirkelsteen. Bovendien had hij ook de Clancommandant, Vlekoog, als mentor gehad.

‘Laat alle katten van de RivierClan zich onderaan de Hogesteen verzamelen voor een Clanvergadering!’ schalde de stem van Morgenster door het kamp. Sparrenpoot zat in het medicijnhol, waar Miervoet hem klaarmaakte voor de ceremonie. Hij likte zijn vacht zorgvuldig schoon, en Sparrenpoot hoorde de stemmen van zijn Clangenoten, die zich bij de Hogesteen verzamelden. ‘Het is tijd om twee leerlingen hun krijgersnaam te geven’, begon de Clanleider. Miervoet duwde hem zacht naar buiten, en hij liep met opgeheven kin richting zijn juichende Clangenoten. Zijn mentor volgde hem, en Schaappoot en Schemerstaart liepen vanuit het oudstenhol naar hen toe. Toen alle vier de katten vooraan in de menigte zaten, vervolgde Morgenster haar verhaal. ‘Miervoet, Schemerstaart, denk je dat deze leerlingen er klaar voor zijn?’ De twee krijgskatten knikten vastberaden. ‘Dan doe ik een beroep op mijn krijgervoorvaderen om op deze leerlingen neer te kijken. Ze hebben hard getraind om de werking van uw nobele krijgscode te begrijpen en ik beveel hen nu, op hun beurt, aan als krijgers.’

Alles in Sparrenpoot begon te tintelen. Het was het allemaal waard geweest. Alles had geleid tot dit moment. En aan de rand van de menigte meende hij een schim te zien, een kleine, witte schim. Eén groen en één blauw oog. Oeverkit! Zijn zuster was hier gekomen om haar nestgenoten te zien, zonder ook maar iets van wrok dat ze dit nooit zelf kon meemaken. Het is tijd.

Hoofdstuk 17[]

‘Zweren jullie de krijgscode in ere te houden en te beschermen?’ vroeg Morgenster, haar stem laag en vast. Haar woorden leken net een profetie van de SterrenClan. ‘Dat zweer ik!’ miauwde Schaappoot en ontmoette de ogen van Schorspoot. Hij keek met een jaloerse blik naar haar, en ze keek hem uitdagend aan. Ik ben nu lekker een krijger! Jij irritante haarbal! Nu slapen we gelukkig niet meer in hetzelfde hol! ‘Dat zweer ik’, echode Sparrenpoot nu. ‘Dan geef ik jullie nu, uit naam van de SterrenClan, jullie krijgersnamen. Sparrenpoot, van nu af aan zal jij Sparrenzang heten. De SterrenClan eert je vastberadenheid en je trouw. Ik heet je welkom als volwaardig krijger van mijn Clan.’ Morgenster sprong van de Hogesteen af en boog voor de nieuwe krijger, die eerbiedig haar schouder likte. De leider klom weer omhoog, wachtte even totdat het weer helemaal stil werd en ging verder. ‘Schaappoot, jouw krijgersnaam zal Schaapbont zijn. Je hebt vele gevaren getrotseerd op jouw reis, en ik heet je welkom als volwaardige RivierClankrijger.’ Schaapbont trilde van opwinding. Dit was de volgende stap in haar loopbaan, zou ze het ooit kunnen klaarspelen om commandant te worden? Ze vond het bijzonder dat Morgenster haar reis had genoemd in haar ceremonie, en zag wel dat een aantal katten bewonderend naar haar keken. Een beetje verlegen staarde ze naar de grond. ‘Voel je vrij om vandaag te gaan jagen of op patrouille te gaan,’ miauwde de leider, ‘maar zorg wel dat jullie bij zonsondergang terug zijn voor jullie wake.’

De nieuw genaamde Schaapbont liet de felicitaties van haar Clangenoten over zich heen spoelen als een golf van warmte. Ze was een krijger! Haar staart zwiepte heen en weer van opwinding, zou ze het ooit halen om commandant te worden? Sparrenzang kletste met Maanvonk, terwijl Schorspoot nog steeds vanaf een afstandje toekeek. Lekker voor je, dacht ze voldaan. Ze had de bruine krijgskat nooit gemogen.

‘Ha die Schaapbont!’ riep Sparrenzang uit. ‘Nu we krijgers zijn… eh… dacht ik… is het weer goed?’ Haar broer keek haar aan, zijn ogen glinsterend van hoop. ‘Tuurlijk is het weer goed, stomme haarbal!’ lachte ze en wreef haar snuit tegen die van haar broer aan. Ze had dit echt gemist!

Het was tijd voor hun wake, die ze hielden bij de ingang van het kamp. Golfjes klotsten tegen haar poten aan, en ze zette haar vacht dik op tegen de ijzige bladkaalkou. Sparrenzang zat naast haar, starend naar iets wat alleen hij kon zien. Ze sloot haar ogen eventjes om te genieten van het gevoel om een krijger te zijn, ze zou haar Clan dienen tot haar laatste snik! Ook al zou ze tegen Sintelstorm, Azuurlicht en Cederpoot moeten vechten, het maakte haar niks uit. Ze hoorde in gedachten al de stem van Vlekoog door haar gedachten spoken: “De nieuwe commandant van de RivierClan is Schaapbont….” Het gejuich van haar Clangenoten bleef nagalmen, nagalmen, nagalmen… Geschokt opende ze haar ogen. Had ze nou serieus geslapen tijdens haar wake?! Haar ogen schoten schichtig op en neer, bang dat iemand het had gezien. Plotseling trof een ijzige steek haar hart. Er klopte iets niet. Er was iets grondig mis. Beetje bij beetje begon het tot haar door te dringen:

Sparrenzang is weg!

Epiloog[]

Sparrenzang zat naast haar zus, die zacht snorde. Geamuseerd besefte hij dat Schaapbont in slaap was gevallen, al kon hij het haar niet kwalijk nemen. Ze werkte harder dan welke krijger dan ook en de uitputting begon zijn tol te eisen.

Hij likte over zijn poot, zijn hoofd nog tollend na alles wat er gebeurd was. Sparrenzang! dacht hij trots. Ik ben nu… Sparrenzang! Hij kon het niet laten om zijn naam nog een paar keer in zijn hoofd te zeggen. Sparrenzang, Sparrenzang! Een krijgskat zijn was het mooiste gevoel dat er bestond! Schaapbont zwiepte met haar staart, ze had blijkbaar een opwindende droom. Hij zag aan haar trillende snorharen dat ze ervan genoot.

Plotseling fluisterde een stem in zijn oor: Sparrenzang… Verdwaasd keek hij om zich heen. Ach, het was maar verbeelding geweest. Sparrenzang… De woorden waren zacht, maar werden uitgesproken met een onbeschrijflijke kracht. Het leek net een profetie. Zijn ogen schoten open, zijn spieren stonden op scherp en er stroomde energie door hem heen. Waar kwam dit vandaan?! Angstig keek hij om zich heen. Sparrenzang, volg het dwaallicht… Voor zijn ogen was opeens een fel schijnsel, dat hem verblindde. Volg het licht… En tot zijn schrik merkte hij dat zijn poten begonnen te bewegen. Stap voor stap, steeds sneller, het licht achterna.

Op dat moment besefte hij niet wat hij achterliet.

Galerij[]

Deze prachtige tekening is gemaakt door Maanvisser. Hier zie je Schaappoot, Schijnselmist en Maanvonk. Scène uit hoofdstuk 9.






Einde[]

Dit was het dan, ik hoop dat jullie het leuk vonden! :)

Voor deel 3 van De Nieuwe Generatie; Dwaallicht.

Advertisement